De herdenking
van 15 juni 1947
Samen met zijn echtgenote Anna (links) en mevrouw le Clément de Saint-Marcq
betreedt ambassadeur Victor Doré de Canadese begraafplaats. De regen was,
zoals men ziet, opnieuw van de partij.
In maart 1947 werd begonnen met de voorbereidingen van de tweede Canadese dag,
de eerste die mee werd georganiseerd door de vereniging België-Canada. Droeg
de herdenking van 1946 nog een "provinciaal" karakter, nu werd ervoor
geopteerd om er een nationaal karakter aan te geven. Daarom werden heel wat "nationale
"prominenten geïnviteerd.
De nieuwe ambassadeur van Canada, de heer Victor Doré, zou de eerste
steen leggen van een kapel. Die moest ongeveer 60 mensen kunnen bevatten en breed
genoeg gemetseld zijn om er openluchtmissen in op te kunnen dragen. Mevrouw le
Clément de Saint-Marcq had ook een initiatief bedacht dat ze in 1947 wou
uitwerken, namelijk de oprichting van "een altaar met lichtend kruis op het
Canadeesche kerkhof van Adegem". De voorzitster had reeds intekenlijsten
laten drukken en deze reeds verspreid. Van het kruis kon echter niets terecht
komen omdat het Cross of Sacrifice op elk kerkhof identiek moest zijn.
Weken van te voren waren de meisjes van de school reeds druk in de weer met
het maken van de meer dan 800 laurierkroontjes.
Mevrouw le Clément de Saint-Marcq verspreidde opnieuw een omzendbrief,
die trouw werd opgenomen door kranten en weekbladen. Uit de tekst blijkt duidelijk
dat men hoger mikte dan het jaar ervoor: "Het Leger, de F.N.C, de Weerstandsunie
en de A.S. verlenen hun hulp bij het inrichten van deze plechtigheid. Burgerlijke
en Militaire Overheden, Patriottische Verenigingen, OudStrijders en Weerstanders
en de scholen van het land zullen afgevaardigden sturen." Opnieuw werd een
beroep gedaan op Belgische vrouwen en meisjes om massaal aanwezig te zijn.
Ondanks het zeer slechte weer - Totaal mislukt door de regen, schreef veldwachter
Notteboom onderaan zijn omzendbrief - was er toch nog heel wat volk opgedaagd
en werd het rond 10 uur, na de neerlegging van bloemen voor de Belgische gesneuvelden
op het kerkhof in het dorp, toch behoorlijk druk in Adegem. Ondertussen werden
dan de hoge gasten op het gemeentehuis ontvangen door het Schepencollege en de
leden van de gemeenteraad, terwijl een kilometerlange stoet werd gevormd, die
in de neergutsende regen naar het kerkhof stapte.
Een aalmoezenier spreekt een gebed uit over de "eerste steen
van het nieuw kerkhof" zopas door ambassadeur Doré geplaatst.
Toen de officiële genodigden om 11 uur op het kerkhof arriveerden, was
het de ene vlaag na de andere, zodat de ganse orde ontredderd was. In plaats van
een gezongen mis droeg pastoor Van Damme inderhaast een gelezen mis op, waarbij
het voor het Sint-Gregoriuskoor onmogelijk was om ook maar iets uit te voeren.
Enkel het knapenkoor van de Broeders van Liefde slaagde erin enkele gezangen te
brengen. Tijdens de consecratie werd de Last Post geblazen en losten de aanwezige
militairen enkele salvo's. Nog terwijl de mis bezig was begon men reeds bloemtuilen
neer te leggen bij het offerkruis, zodat de plechtigheid eindigde met de zegen
van de pastoor. Inderhaast werd nog het 0 Canada! aangeheven en ambassadeur Doré
legde vlug de eerste symbolische steen van wat later het definitieve kerkhof zou
worden, waarna iedereen ijlings vertrok. Van het neerleggen van de laurierkroontjes
kwam niets terecht: "Is het lastig voor grote mensen in zo'n weer te moeten
staan, voor kleine kinderen is het onuitstaanbaar", werd terecht geschreven.
Na afloop gingen links en rechts stemmen op om het verloop van de herdenkingsplechtigheid
grondig te wijzigen. Er werd voorgesteld de religieuze plechtigheid te laten plaatsvinden
in de kerk van Adegem en pas daarna stoetsgewijs op te stappen naar de Canadese
begraafplaats. Ook de "Hulde der Kinderen" werd opnieuw bekeken worden
en er werd voorgesteld er enkel nog de Adegemse scholen bij te betrekken.
"Het is bedroevend dat die enig schone plechtigheid nu reeds voor de tweede
maal door zo een weer ontredderd wordt. Er is echter niets aan te doen, in elk
geval heeft iedereen gedaan aan wat de dankbaarheid van ons voor zulke Helden
vragen kan en God moge de eeuwige rust geven een Hen die vielen opdat wij verlost
en vrij zijn", schreef H. in zijn overigens mooi verslag dat verscheen in
'De Eecloonaer' van 22 juni 1947. 'Vrij Maldegem' van 22 juni 1947 besteedde maar
enkele regeltjes aan de Canadese dag: "Den plassenden regen was de grote
spelbreker maar gezien de tegenwoordigheid van enkele moeders, verloofden en familieleden
van gevallen helden was deze hulde toch nog heel aandoenlijk."
Vanuit Watervliet, waar ook verschillende Canadezen gesneuveld waren, was een
hele delegatie van oudstrijders, weggevoerden, enz., present. Hun verslag van
de herdenking is het mooiste en het meest humane dat we ooit over de naoorlogse
periode lazen:
"De Watervlietenaren die de verplaatsing deden hadden het niet getroffen.
De zon wou niet schijnen en grauwe regenwolken zwiepten door de lucht toen we
's morgens rond 9 uur per auto uit Watervliet vertrokken. Dra zijn we in Adegem.
In piëteit wordt hier herdacht: niet alleen deze jongens uit Canada, welke
hun haardsteden verlieten en vielen ver van huis, van vader en moeder, van vrouw
of verloofde, tevens herinnert men zich al degenen die manmoedig vochten, heldhaftig
streden en stierven voor een schonere wereld, waar plaats is voor vrijheid, vrede
en recht. Alle lijden en alle dood, alle bloed en bittere tranen zullen niet te
vergeefs zijn geweest, zo wij die overblijven, en hier en straks in onze dorpen
teruggekeerd er het testament uitvoeren dat ze ons nalieten: rust, vrede en eendracht
stichten door edelmoedigheid en naastenliefde; recht brengen door strijd tegen
onrecht, leugen en valsheid en tenslotte de vrijheid die we voor ons zelf wensen
ook aan anderen gunnen. Dan kunnen kloven overbrugd worden, en zal rust, vrede
en vrijheid terugkomen tot in de kleinste dorpen, dan zullen we met gerust geweten
en rechtmatige fierheid kunnen rekenschap geven, als later de ladder achter ons
opgehaald wordt..."
|