de Helle

Tussen hemel en hel

Iris Van de Casteele

Vaders nalatenschap

De meeste uren van de dag
sprak hij zwijgend zijn deel
geen jammerklacht noch zucht
zou zijn verweesd zijn helen

zijn taal ontroerde mij
want niet zijn mond
maar wel zijn ogen
leerden mij uit te spreken
niet uit te spreken leed

zo menig keer was hij gezeten
daar op die hoge til
de duif zat in zijn hand
hoe hij de pennen streek
hoe hij het kopke streelde
met zoveel kennis en geduld
met zoveel tederheid

hij wist misschien
dat ik als kind hem gadesloeg

ze liggen op mijn hand
de pennen van de dood
ik strijk ze glad ik denk aan wol
en hoe ze beeft in prikkeldraad