PAUL SNOEK
Wat heet hier Gekken & Dwazen??

Ik heb me serieus geërgerd aan het vernederend artikel dat de Nederlander Werner Tholen -om welke duistere reden dan ook- wijdde aan de dichter Paul Snoek. Het verscheen in het Nederlands literair tijdschrift OpSpraak, in de rubriek "Gekken & Dwazen". De columnist gaat voort op schrijfsels die nooit gestaafd werden met bewijzen: verdraaide geschriften van derden, verwerkt tot een artikel dat veel te wensen over laat.

Kon hij niet met iets fris en eerlijks voor de dag komen? Had hij een échte studie gewijd aan Paul Snoek's gedichten en geschriften, zou er een heel ander verhaal te lezen zijn geweest. Tholen schrijft meteen dat Snoek een "dwarse natuur" was en daarom "verbannen" werd naar een strenge kostschool. Niets is minder waar. Paul heeft gezegd -en zijn ouders hebben dat bevestigd- dat hij als opgroeiend kind een braaf, stil en vriendelijk jongetje was. Dat hij een afkeer had van een luidruchtige, agressieve wereld. Dat zijn belangstelling vooral uitging naar de natuur. Dat hij veel tijd doorbracht tussen kikkers, salamanders en andere kruipdieren.

Waar haalt hij het vandaan dat Paul Snoek als jonge knaap in de strenge kostschool, het St Lievenscollege in Antwerpen als leraar Anton van Wilderode heeft gehad? Paul Snoek heeft tussen de jaren 1950 en 1953 (dus ná het St Lievenscollege in Antwerpen) hoger secundair onderwijs genoten in het St Jozefscollege in Sint Niklaas, en had toén pas als leraar poësis Cyriel Coupé, alias Anton van Wilderode. Wat Johan Anthierens betreft: ik heb hem bijna zo goed gekend als Paul Snoek. Ik leerde hem kennen in Brussel langs zijn twee oudere broers om. Vooral Jef Anthierens (toen Humo, later Knack) en zijn vrouw Els heb ik goed gekend. Eén ding is zeker: Johan Anthierens geleek in veel opzichten op Werner Tholen. Zolang hij zichzelf in de kijker kon werken, en kon uitdagen, kon hem de reactie van de kijker of lezer weinig schelen. Méér dan één keer kwam hij blesserend uit de hoek, denken we maar aan hoe schaamteloos hij, zonder enige geldige reden, Anton van Wilderode tot op het bot heeft vernederd. En wat "de argeloze lezer" betreft: Paul Snoek heeft zich terecht in één adem met Hugo Claus en Hugues Pernath vernoemd, als dichter overtreft hij ze allebei.

Hij heeft, na de breuk met zijn verloofde, geflirt zoals elke jonge man die een halve eeuw geleden al een verlokkende auto bezat. Hij heeft net zoveel meisjesharten gebroken als vlinderende meisjes jongensharten op hol joegen. Wat heeft dat te beduiden? Jongensharten werden wederkerig 'gebroken'. En wat dan nog? Dat is de meest normale gang van zaken bij jonge mensen. Noemde Paul zichzelf een grote verleider? Waren er andere die zo humorvol, vriendelijk en goed uitziend waren? Hij wist precies hoé aandacht op te eisen, maar deed het nooit kwetsend. Ja, hij legde het er soms heel dik op. Bij ons noemen ze dat "er een schep bovenop doen" om de andere uit te dagen of te plagen. Hetgeen Tholen neerbuigend "Asdamme streken" noemt, (aangaande het vrolijk feestlied Asdammetoffejongenszijn...) noem ik plezier maken. Het beste bewijs dat Paul niet kleinburgerlijk in een ivoren toren opgesloten zat, en dat iemands uiterlijke kant erg veel kan verschillen van zijn innerlijke.

Tholen heeft het ook over Snoek's "manisch-depressieve" buien. Paul zou geestelijk gestoord geweest zijn??? Ik noem dat voorbijgaande momenten van ontmoediging, waar elke dichter in méér of mindere mate mee te kampen heeft. Soms heet dat ook 'door de hel gaan'. Echte kwetsuren oplopen, die niets te maken hebben met gebroken puberharten, eerder met gebroken huwelijken. Vaak voel je je lichtjaren ver verwijderd van de mensen om je heen die je liefhebt, en die jou al evenzeer liefhebben. Ze kunnen niet begrijpen dat je dag na dag vervreemdt van hen. Ze zien je als een gewone sterveling terwijl de kosmos zich voortdurend met je bezig houdt; je tot dichten dwingt. Paul zei in een interview: "Het kosmische besef dat ik heb, is dat ik er mij van bewust ben dat tenslotte dat kleine leven, die paar seconden,als je ze toetst aan het bestaan van de aarde, dat alles zo weinig belangrijk is. En dat je met dat besef moet leven, dan leef je gemakkelijker. Dan is het draagzamer. En ook de wereld van dieren, van sterren, van planten, van alles wat leeft en ook van wat niet meer leeft, vind ik zeer belangrijk. Dat omringt mij en dat heeft mij tenslotte beïnvloed. Dat houdt zich met mij bezig, zonder dat ik het weet".

De taak van de ware dichter -zeker deze van de profeet, de helderziende- bestaat erin innerlijke schoonheid en licht te scheppen, ook al moet hij daarvoor de lelijkste beelden tonen en ervoor zelf door de modder gaan. Wat schreef Paul Snoek? "De dichter is profeet, een helderziende, maar steeds verminkte dienaar". Verminkt was hij, jawel, maar het was geen automutilatie, geen zelfdestructie. Die verminking heeft hij zichzelf niet toegebracht. Dat heeft het leven gedaan omdat Paul heeft dúrven leven, en ons ten volle heeft gegeven hetgeen hij aan talent als dichter bezat, en dat was niet weinig.

Ik stel vast dat Werner Tholen het dichtwerk van Snoek niet kent. Dat hij voortgaat op hetgeen criticasters geschreven hebben, en hij geen moeite heeft gedaan om zelf dingen aan het licht te brengen die op waarheid berusten. Paul's "grenzeloze misogynie", (grenzeloze vrouwenhaat) zoals iemand schreef (zijn naam noemen is de criticaster teveel eer aandoen), was de zoveelste kaakslag en bittere leugen. Paul werd door méér dan één "vriend" verraden. Méér dan één heeft geprobeerd munt te slaan uit zijn dood. Paul Snoek heeft zich totaal gewijd aan de poëzie en aan zijn liefde voor de medemens. Om maar één versregel aan te halen uit één van zijn gedichten: "Ik heb de mensen lief". Zijn vrouwen dan geen mensen?

En wat zijn dood betreft; het was een auto-ongeval, daar ben ten stelligste van overtuigd. Ik heb hem nooit over zelfmoord horen spreken, integendeel, hij hield van het leven, en zoals iedereen heeft hij momenten van spleen, weemoed, en droefenis gekend. Hetgeen hij ooit lachend heeft gezegd in zijn jonge jaren, beschouw ik als een omen. Een voorspelling die uit kwam zonder hij er iets moest voor doen, of iets kon aan doen, en waarvan hij nooit de draagwijdte zal hebben vermoed. Zijn levenslot, zoals dat van ons allemaal, was al van vóór zijn geboorte bestemd. Paul Snoek was een mens gezegend met heel wat tegenstrijdigheden en vele facetten, hetgeen hem voor een saai en vegeterend bestaan heeft behoed.

Was hij een "dwarse natuur"?? Nee, hij was eerder iemand die eigenzinnig -en zonder zijn idealen te verraden- zijn af te leggen weg is gegaan. Hij heeft zijn kwetsbaar wezen verborgen achter humor, vaak achter speelse woorden, die uitvergroot werden door wie dacht er voordeel te kunnen uithalen. Hij hield niet van "valse bescheidenheid"?? Juist. Bescheiden was hij niet, en van valsheid hield hij al evenmin. Hij noemde de dingen bij hun naam en had het bijna altijd bij het rechte eind. Bij wie écht kon luisteren -en bij wie hij zich begrepen wist- voelde hij zich goed; toonde hij zich zoals hij werkelijk was; zachtaardig, fijnzinnig, en bijzonder intelligent. Hij hoefde dan geen schild van grootsprakerigheid. In alle oprechtheid heeft hij bemind, doch hij had téveel liefde in zich, daarom zou hij er zo weinig ontvangen; hij was er zelf te vol van. Hij heeft vooral gezocht naar de zin van zijn taak als dichter -met alles wat dat inhoudt aan diepere lagen ontginnen- en dat is hem uitstekend gelukt.

Tholen schrijft: "Een handvol prachtverzen blijven over van hem". Wat moet de lezer verstaan onder het woord 'handvol'?? Ik bezit méér dan 700 verzen van zijn hand. Elk gedicht krijgt pas zijn volle waarde wanneer je het in zijn juiste context plaatst. En dat doe ik, en deed ik al vanaf de dag dat ik zijn verzen leerde kennen en dat is al méér dan drie decennia geleden. Dat hij alle facetten van zijn veelzijdig wezen heeft getoond bewijzen zijn gedichten. In zijn poëzie heeft hij evengoed zijn zwakke als zijn sterke kanten benadrukt: eigenschappen die een mens zozeer mens maken. Vaak heeft hij verloedering en verdwazing bij naam genoemd. Een vers hoeft niet persé 'prachtig' te zijn; het moet écht zijn. Het moet om één of andere reden onze aandacht opeisen, zodat we iets over het leven kunnen leren, vaak langs ontroering om.

Tenslotte schrijft Tholen: "In Varsenare wordt hij bijgezet in het familiegraf'. Familiegraf?? Dat is nieuw. Toen ik zijn graf laatst bezocht lag hij helemaal alleen, ver van wat op familie had kunnen wijzen. Er rusten stenen op zijn graf, waarvan één grote die opzettelijk gebroken is, zodat Paul langs die spleet zou kunnen ademen (zei de steenkapper). Niet één bloemetje was er te zien, alleen de paar viooltjes die ik had meegebracht.

Wat heeft de Nederlandse schrijver van het artikel willen bereiken? Goede vraag. Tholen heeft schrijfsels verwerkt die slechts op halve waarheden berusten. Niets wordt in zijn context geplaatst. Was Paul gek of dwaas? Misschien in de ogen van een stijve hark, kort gezegd: in de ogen van iemand die niet leven durft. Was Paul een rokkenjager toen hij verloofd was met Jeannette? Nee. Toen hij gehuwd was met Mylène? Nee. Toen hij gehuwd was met Martine? Nee. Het is pas nadat zijn verloving verbroken werd, en later, nadat zijn huwelijk spaak liep, dat Paul troost zocht bij een of ander meisje of vrouw. De beste manier om van hartpijnen te genezen is balsem die liefde heet, en die vind je niet bij de apotheker in pillen verpakt. Zal Tholen mij later ook inlijven bij zijn Gekken & Dwazen? Schrijven dat ik een nymfomane was? En wat dan nog. Er zal altijd iemand opkomen voor de andere die hem of haar persoonlijk heeft gekend; die zijn of haar gedichten en geschriften onder de loep zal leggen en ze in hun ware context zal plaatsen.

Er is maar één Paul Snoek. De meest boeiende, veelzijdige dichter die Vlaanderen tot op heden heeft gekend, omdat hij alles wat aan de mens kleeft onder de loep heeft genomen én verwoord, gaande van een lichtvoetig groentegedicht tot het meest ontroerend, diepzinnig, diepreligieus gedicht. Daar tussenin ligt een wereld van vreugde en verdriet, van meevoelen en van aanklacht, maar vooral van innerlijke schoonheid. Hij heeft alle facetten van het leven omschreven in een hem eigen poëtische taal, die hij geduldig heeft ontbolsterd, en tegelijk heeft ontdaan van alle oubollige tierelantijnen. Hij was een durver, een vernieuwer.

De lezer is gek noch dwaas.

Wie dan wel?

De overleden dichter Paul Snoek?

Ofwel degene die hem zo nodig manisch-depressief en rokkenjager moest noemen. En hem zo nodig moest inlijven bij Gekken & Dwazen, terwijl er een turf van een boek zou kunnen geschreven worden over zijn zuiver, diepmenselijk wezen.

Iris Van de Casteele


Omer Schietekat over zijn zoon Edmond, alias Paul Snoek

(onderstaande teksten werden overgenomen van Internet).

Als kind was Edmond een opmerkelijk lief baasje, heel intelligent ook; van toen hij nog maar enkele woordjes kende, zocht hij moeilijker woorden. Op de lagere school was hij een onopvallende leerling. Zijn belangstelling ging vooral uit naar de natuur en de schilderkunst. Ik schilderde en hij schilderde met me mee, al heel vroeg. Ik bezit nog schriftjes vol met tekeningen van hem.Toen hij onder invloed van Anton van Wildenrode begon te dichten, is hij helemaal veranderd. Zijn contacten met ons, met zijn broer en zijn zus waren niet meer dezelfde. Hij bleef vriendelijk en voorkomend, dat wel, getuige de opdracht in zijn eerste bundel: "Voor mijn moeder waarvan ik niets anders kan zeggen dat zij een goede moeder is. Voor mijn vader in wie ik een vriend heb gevonden uit dankbaarheid als vriend uit liefde als zoon en uit genegenheid omdat hij een goed mens is". Maar toen was hij eigenlijk al vervreemd van ons, hij had een andere kijk op de wereld. Hij zat boordevol illusies, maar daardoor werd hij ook vaak ontgoocheld. In zijn eerste gedichten kan je dat reeds lezen. Hij was nooit volledig gelukkig omdat hij niet kon appreciëren wat hij had. Hij wilde teveel en verloor vaak meer dan hij kon winnen.

In 1954 is hij opeens naar Rusland vertrokken. Ik had hem net zesduizend frank gegeven om een nieuwe schrijfmachine te kopen, maar hij zei me dat hij het geld nodig had voor zijn reis. Ik heb nog geprobeerd hem van zijn plan te doen afzien maar er hielp zoals gewoonlijk geen lievemoederen aan. Toen hij terugkwam had hij die zesduizend frank nog altijd. "Ik heb er geen cent van nodig gehad", zei hij.

Na zijn legerdienst is Edmond bij mij in de zaak gekomen. Aanvankelijk deed hij de boekhouding, achteraf stond hij in de verkoop. Naar de Scandinavische landen, Duitsland of Zwitserland vergezelde hij me niet vaak, wel naar Nederland. Zo zijn we eens in een Amsterdams artiestencafé beland, op de Nieuwe Zijds Voorburgwal. Ik stelde tot mijn verbazing vast dat iedereen daar Edmond en zijn gedichten kende. Ik moet die drukte wat al te geringschattend hebben aangekeken, want op een zeker ogenblik komt iemand bij mij -ik vernam achteraf dat het Simon Vinkenoog was- die zei: "Meneer Schietekat, als jij al jaren dood zult zijn, zal de roem van Paul Snoek nog steeds groeien". Edmond bleek daar dus vaker geweest te zijn, maar thuis wisten wij daar niets van, over zijn gedichten en zijn intiem leven sprak hij nooit met ons. Hij zette de Vlaamse literatuur op stelten, maar wij wisten dat niet. Hij was een buitengewoon goede verkoper. Hij was een charmeur die enorm goed met mensen kon omgaan, hen als het ware biologeerde. Iedereen vond hem meteen sympathiek en daar putte hij kracht uit. Maar een zaak leiden kon hij niet. Hij had geen enkele belangstelling voor de technische aspecten van het bedrijf, het was er hem alleen om te doen spectaculaire verkoopresultaten te boeken. Maar dat kon hij dan ook.

Na zijn legerdienst heeft hij zijn verloving met Jeannette Hacquaert verbroken. Tussen Edmond en Jeannette was het echte liefde. Toen Edmond afgezwaaid was en Jeannette haar einddiploma had behaald, kregen de trouwplannen vaste vorm, maar ontstonden er meteen ook ideologische conflicten. De moeder van Jeannette vond dat er van een kerkelijk huwelijk geen sprake kon zijn. "Ce serait une honte si ma fille se mariait à l église", zei ze, waarop mijn vrouw repliceerde: "Ce serait une honte si mon fils ne se mariait pas à l église". Soms vroeg ik me wel eens af wie er gingen trouwen, de schoonmoeders of de kinderen. Voordat hij trouwde, wilde Edmond nog eens graag alleen naar Canada en naar de USA. In november 1960 heeft hij deelgenomen aan de handelstentoonstelling van Montreal, nadien heeft hij New York bezocht en heeft er gelogeerd bij Marnix Gijsen.

Paula Snoeck over haar zoon

Edmond was een lief manneke. Hij was altijd vriendelijk, je kon niet kwaad zijn op hem. Hij is zeven jaar alleen geweest en dat heeft een heel bijzondere band tussen ons geschapen. Zijn hele leven lang heeft hij zeer van mij gehouden. Toen hij begon te dichten heb ik hem eens gevraagd of hij een schuilnaam had. "Ja", heeft hij toen geantwoord, "De jouwe". Hoe vaak heeft hij me niet gezegd: "Jij bent de vrouw die ik het liefste zie."

Lina Schietekat zegt over haar broer

Mijn vroegste herinnering aan mijn broer dateert van 1950 toen hij, teruggekomen uit Antwerpen, opnieuw in Sint Niklaas school liep. Hij reed met de fiets naar het college en 's winters trok hij mij op de slede achter zich aan. We konden goed met elkaar opschieten en hoewel hij mij een gevoel van bescherming en veiligheid gaf, beschouwde ik hem niet als een oudere broer maar als een vriend. Met moeder had hij een heel aparte relatie. Er waren wel eens conflicten, maar ze werden vlug uitgepraat. Edmond hield grenzeloos van haar. In die tijd ging zijn belangstelling uit naar de natuur: de tuin, bloemen, planten, beesten. We gingen vaak samen op stap om salamanders, kikkers, kleine slangen en hagedissen te vangen. Hij had thuis ook altijd een aquarium.


Iris Van de Casteele, Juli 2005

Home