REQUIEM VOOR JOSHUA
De nieuwste dichtbundel van MARIANNE SOM

Om een volwaardige beschouwing te kunnen wijden aan de gedichtenbundel "Requiem voor Joshua" van Marianne Som, is het goed de woorden van de Franse dichter Michel Camus even aan te halen:
Hij stelt zich de vraag: "Wie ben ik?".
Minder toegankelijke gedichten kunnen vaak beter begrepen worden als we de geschriften raadplegen van hen die ons vooraf zijn gegaan; ze kunnen een kostbaar hulpmiddel zijn.
Vaak geven ze een hint; zijn ze wegwijzer om uit het labyrint te geraken waarin de poëzie de mediterende mens soms uren of dagen gevangen kan houden.
"Wie ben ik?". Deze vraag zullen zich al velen gesteld hebben die met poëzie begaan zijn.
Ben ik wie ik ben of denk te zijn? Of ben ik medium van een hogere macht?

Opus I

Breek mij open, jij,
mijn duistere tweeling achter
de gesloten deuren,
dwing mij tot je slaaf.

In dit brandende
land ben ik
minder dan stof.

Maak mij doorschijnend, omhuld
door het licht.

Droom mij in deze valkuil.
Verscheur mij,
verslind mij,
verteer mij met
het vuur van jouw ingewanden.

Terg mij, totdat ik
niet langer besta.

"Requiem voor Joshua" bevat passionele gedichten die in de richting van een verloren of vergeefs liefhebben wijzen. De wanhoop van het verlies, en het onherroepelijk verzaken aan een innig samenzijn, roepen gevoelens op die zowel op een voorlopig als een 'eeuwig' afscheid duiden. Wat 'de kleine dood' betekent weet bijna iedereen. Milla van der Have zegt het zo: "Niet voor niets noemt men het orgasme ook wel de kleine dood; erotiek en dood zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, net zo goed als met het leven. Het is één geheel.".

De "grondeloze, grote dood" daarentegen lijkt te wijzen naar zelfdodende gedachten. Af en toe lokt hij degene die zich maar al teveel vragen stelt omtrent de zin van het leven; omtrent liefhebben en geliefd worden.

De stille roep (tweede geboorte)

Hoe kan ik de roep van
het riet vertalen?

Hoofse pluimen beloven
een ontkomen aan
de grondeloze, grote dood.
Nog weet ik niet van
diepe knekels, strooizand, bijtend loog.

Het rimpelloze water lokt
de argeloze.

Vele gedichten uit de bundel bevatten prachtige versregels waaruit het sensuele niet weg te denken is.
Tegelijk met de passie is er de pijn; die van de andere en die van zichzelf:

Et nos, dolorosi

Dakloos in de winter
kom je binnen en
ik luister.
Moeiteloos versplinter je
de leemlaag in mijn hart.
Je ontgift mij, heter
en doordringender
dan lava.
Onopzegbaar onze band:
uit verwonding stroomt genezing.
In het scherpe licht, een nieuwe dag
rust ons ontwapend achterblijven.

Waar geboortestreek aarde
ons inwijdt in de
derde werkelijkheid,
bloeien wij
jaar op jaar
uit dezelfde wortel.

Tussen de hevigste vlagen in is er licht dat verder reikt dan het oog.
Wat verbergt de derde werkelijkheid?
Is het een hergeboorte? Inzicht? Inwijding?
De dichteres geeft antwoord. De geliefden 'bloeien jaar op jaar uit dezelfde wortel'.

De woorden van Jalâl al-Dîn Rûmî zijn wonderlijk toepasselijk op de verzen uit deze bundel: "want door het waaien van woorden, is de weg van het droomgezicht beladen met stof.". Deze Persische filosoof en dichter wist eeuwen geleden al hoe moeilijk het is een 'droomgezicht' door alles heen zuiver te bewaren. Marianne Som is de geliefde, het droomgezicht, 'onverdraaglijk misgelopen'.

Niet alleen in letters ken ik je naam

Ondeelbaar samen in een
verre oorsprong, een onbekommerd
rusten in elkaar.

Grimmig en gepijnigd
op de afgebogen weg:
Eenheid in twee namen neergestreken.
Voor deze droefenis geen troost.

Maskers en vermetelheid, ik ben je
onverdraaglijk misgelopen.

Schaduwen verlicht, de wachter wenkt.
Ontdaan van droesem ben je
niet voortijdig aangemeerd.

Laat deze droom het daglicht niet beroeren.

Ik kan me vergissen, doch naar mijn gevoel heeft de poëzie van Marianne Som te maken met de spiritualiteit uit het Verre Oosten. Haar verzen doen denken aan teksten uit de Rig Veda; het mantra boek of boek der hymnen.

Dromen

Dode dromen
in mijn
ingesneeuwde hart
duiden het stervensuur.

Dromen,
de oorsprong.
Dromen het touw, dat mij
tree voor tree
langs de ladder trekt;
de toegangspoort die
het geheime water weet.

Alleen de ruime nacht
laat mij
geboren worden.

Getemperd ongeduld

Dit huis is te nauw en
geblinddoekt
trap ik op jouw schaduw.
Ik wil verdwalen
in het dal van vergetelheid.
Gewichtloos,
drijfhout is geen anker.

Het ingehouden strand
wijst mij het avondpad.
In het splijtende licht van
de bloedrode zon over zee
vliegen mijn zwanen uit.
Terug naar de damp,
naar de razende brand.

Ik weet, dat je wacht
in het hart van de wond,
waar ik oplos in jouw kristallen,
waar wij versmolten zijn,
vuur
tot het einde.

De dichteres bevindt zich op het pad van de transreligieuze poëzie.De weg naar het Absolute is vrij nadat haar innerlijk wezen onthecht en gelouterd is. Ze heeft zich bevrijd van religieuze geïnstitueerde vormen, van specifieke ideologieën en onechte esoterische systemen, die haar geen voldoende antwoord zijn. Enkel de verstilling, en het verzaken aan lichamelijke liefde van twee voor elkaar bestemde mensen, zullen uiteindelijk een uitweg bieden.

Requiem voor Joshua is de derde dichtbundel van Marianne Som. Na "Een leven lang eeuwigheid" 1998, en "Schemertijd" 1999, is dit haar laatste dichtwerk. Het is gegroeid en volgroeid, met verzen die hier en daar ontoegankelijk lijken, doch wie zich wat moeite geeft zal de diepere lagen weten te duiden na ze te hebben opengebroken.

Requiem voor Joshua. Uitgever: De Distel - 1083 Brussel. D/6165/2005/01
Te bestellen bij de uitgever en/of bij de auteur.


Iris Van de Casteele, Maart 2005

Home