Portret van een Vrouw

Maria De Baets
Maria De Baets
1910 - 1955

Met herinneringen ophalen uit hun kinderjaren hebben de meeste mensen geen moeite, tenzij ze volgepropt zitten met allerhande pillen in allerhande homes. Maar bij wie er zelfs niet aan denkt zich bij die ouderen te zullen voegen, komen de beelden des te levendiger tevoorschijn. Al naargelang je een heldere geest bezit zijn ze waarneembaar: het dorp, de buurmeisjes, de schooljongens, de school, de leraressen, de leraars. Je hebt het allemaal gekend, en je weet nog precies hoe de dingen eruit zagen méér dan zes decennia geleden.

Je herinnert je hoe je er zelf uitzag: klein en ondervoed. Doch dat ondervoed zijn had je aan jezelf te danken. Doodsimpel lagen de dingen. Je lustte geen aardappelen met ajuinsaus; de reuk alleen al wurgde er alles meteen weer uit. En je kreeg geen snede brood voorgezet omdat je die aardappelen liet staan. Wat je 's middags niet at, werd 's avonds koud uit de inbouwkast gehaald. Je had twee keuzes: ofwel at je dat bord leeg, ofwel ging je hongerig naar bed. Je koos altijd voor een lege maag, die bezorgde je heel wat minder last.

Goed dat je langs de velden naar school liep en er 's winters rapen en wortelen te eten vielen, en 's zomers in de gaarden appelen, peren en pruimen. Soms plukte je stiekem ook een paar aardbeien, ze groeiden bijna binnen handbereik Je leerde zelfs tomaten eten, maar er van houden zou je nooit. Nee, verhongeren kon je niet. Aan honger went men, zoals men aan alles went waaraan niets te veranderen valt. En wat mijn eigen honger betrof: die was komen opduiken toen de bossen van de Zandakkers werden gekapt. Toen ik in één klap mijn kinderwereld verloor. Ik hoefde geen aardappelen, ik had teveel verdriet om mijn sparappelen. Nooit heb ik kunnen achterhalen waarom ik die twee dingen tegen elkaar heb afgewogen.

Toen mijn kinderleed één van zijn hoogtepunten had bereikt, was de tijd gekomen om van Juffrouw Marja les te krijgen. Ze sloot me meteen in haar hart. Ze herkende allicht veel van haar eigen humor die ik als kind al aan de dag legde. Niet dat ze dat met zoveel woorden zou gezegd hebben, nee. Gesproken werd over die dingen niet. Was ook niet nodig. Je kon de genegenheid zo van haar ogen aflezen; ze spraken boekdelen. Je kon gerust zeggen dat ze een even gelijk goedgeefs hart had voor ál haar leerlingen. En hoé ze ons verwende! Zo kreeg ze het voor mekaar dat we -van zodra de warme dagen aanbraken- naar buiten mochten. Niet gaan spelen op de schoolkoertje, nee. Ze deed het achterpoortje open, langs daar mochten we mee met haar naar de Watergang, en naar de veldwegels, waar we ons buiten adem renden, en zo hard riepen en lachten dat horen en zien verging.

Doch mooie liedjes blijven niet duren. Juffrouw Marja werd té graag gezien, en dat 'graag gezien worden' werd beschouwd als zonde. De lerares had zich aan te passen, en haar leerlingen tuchtvol binnen te houden. Van een strenge Moeder Overste kreeg ze de volle lading, terwijl wij beteuterd in een andere richting keken.. Ik denk dat ik toen, op dat precieze moment, voor het eerst kennis gemaakt heb met een gevoel dat vernedering heet. Niet dat het om mezelf ging, maar je kon na dit voorval de pijn zó aflezen van het gezicht van onze lerares. Na zoveel jaren kan ik mij haar vochtige ogen nog heel goed herinneren.

Toch zouden er weldra gouden dagen aanbreken; voor mij althans brak een heel andere tijd aan. Ik bezocht niet langer de dorpsschool, maar een hoger gekwoteerde school, in een dorp palende aan ons dorp. Gedaan met de koude aardappelen en de ajuinsaus. Brood kreeg ik van iemand die zijn naam niet zou genoemd willen hebben, ook jaren na zijn dood niet. Dat het om een Duitse soldaat ging, die zichzelf tekort deed, om mij en andere kinderen min of meer in leven te houden, staat nergens geschreven. Je ziet ook nergens een standbeeld van deze uitzonderlijke mens. In de gemeente, waar hij méér dan één hongerig kind heeft gespijsd, hoor ik nooit zijn naam vernoemen tenzij ik hem eerst zelf vernoem.

Als bij mirakel viel er toen ook brood uit de hemel. Een soort manna dat de naam beschuit had. Het moet zijn dat ik als magere spriet toen al opviel, want op zekere dag werd ik aangesproken door een veel oudere jongen als ik toen was met mijn twaalf jaar. Of ik graag beschuit at? vroeg hij. Ik keek hem verwonderd aan. Zover ik mij herinneren kon had ik nog nooit beschuit gegeten. Ik begreep niet waarom ik zomaar beschuit aangeboden kreeg. Maar dat ik hem aannam, en elke week het pak beschuit -soms ook twee- naar Juffrouw Marja droeg, dat was een feit.

Twee jaar lang liep ik elke vrijdag langs de gevel van het imposante doktershuis, dat nu een schoolgebouw geworden is. Daar moest ik langs om bij de beschuitfabriek te komen, om dan zielsgelukkig, met het kostbaar goedje in mijn handen, recht naar Juffrouw Marja toe te gaan. Er heerste toen veel honger. Mensen zoals mijn ouders, die koeien en varkens en konijnen bezaten, en een beetje land bewerkten, konden zich redden, maar voor wie zelf niets kweken kon waren het harde oorlogstijden. Met wat beschuit werd die harde tijd een beetje verlicht. Zelf schoot ik daarbij niet te kort. Elke week mocht ik in het chique salon, bij de juffrouw thuis, voor de zwarte piano gaan zitten, en een paar noten spelen. Zielsgelukkig was ik dan, doch verder dan een paar do-re-mi-fa-sol-klanken heb ik het nooit gebracht.

Hier zou dat mooi verhaal een einde kunnen nemen, ware het niet dat Juffrouw Maria een grote plaats in mijn hart is blijven innemen. En zo ga je op zoek naar iets wat zoek is, en toch ergens moet zijn. Je hoeft geen reuzenafstanden af te leggen om datgene te vinden waar je onbewust op zoek naar bent. Er bestaan nu andere dingen: computers en Internet. Je hoeft maar de naam van je dorp in te tikken, de zoekmachine google in gang zetten, en je bent er. Je kunt je eigen ogen niet geloven. Daar staat het dan: hét portret. Het mooie gezicht van die nooit vergeten vrouw, die de goedheid zelf was. Je herinnert je haar scherp verstand, en hoe liefhebbend ze omging met haar leerlingen, in gelijke mate met de minder begaafden als met de verstandigsten. Nooit zou ze een kind vernederen, kwetsen of tekort doen.

Geschiedenis van de Gemeente Adegem

Met die gedachten in je achterhoofd schrijf je de webmaster aan. Geert De Baets heet hij. Of hij familie is van Maria De Baets, vraag je. Jawel, ze was zijn tante. Het bericht komt uit Agde; uit de bekende Zuid-Franse stad waar Geert woont. Alles wil je weten, hoe het komt dat ze zo vroeg gestorven is. Guido, de oudere broer zal me alles uitleggen, hij heeft zijn tante gekend. Zijn broer Geert niet, hij was pas een jaar toen ze stierf. En zo komen de dingen als vanzelf op me toe. Geert die naar Adegem komt, en ik die hem daar bij zijn broer ontmoet. Met tussen ons in hun tante Marja, mijn juffrouw. Zelfs een kostbare, handgeschreven brief mag ik lezen, geschreven aan haar ouders, twee dagen voor ze stierf.

Geert zal al die beschuit op zijn manier vergoeden, al vraag je er niet om. Hij voelt de dingen aan. Hij lijkt op zijn tante zoals twee druppels water op elkaar lijken, niet alleen uiterlijk. Hij heeft alle kwaliteiten van haar geërfd. Het duurt niet lang of hij bouwt je -als de beste bouwmeester die ergens te vinden is- een prachtige website. Een heerlijke plek waar ik me thuis zal voelen, en waar bezoekers welkom zijn. En alsof dat nog niet genoeg is krijg ik een eigen Adegems plekje toegewezen. Adegem Literair, jawel. Een stukje virtuele Adegemse grond dat ik zomaar ten geschenke krijg. Daarmee kan ik alle kanten uit. Ik hoef verder niets te doen dan er mijn hart in te steken.


Curriculum vitæ

Toen ik werd geboren
was het hoog seizoen voorbij
maar op de zolder lag het graan
in korrels bij elkaar
zo weet ik dat het ooit bestond
het koren

wat van papavers overbleef
werd gloed bij avond
vroeg ging ik houden van rood
nog eer ik wist
dat deze kleur zou kleven
aan mij zoals ze kleeft
aan vuur en dood

want allen zijn gegaan
die in mijn wijde armen woonden
het kind de vader en de hond
gekapt het bos de bomen

mij is gebleven
het fluisteren van gras
op mijn nu koele huid
het droppelen van water

het water - ach - het water
waarvoor ik zoveel verzen schreef
dat zich met levend wier omgaf
terwijl het zong zijn raadsels
vanuit de diepte der bron

Uit: 'Amplitudes" 1992


Iris Van de Casteele, De Poëzietuin, 18 december 2003

Home